Het aantal verkeersdoden is in 2021 scherp gedaald. Er kwamen 582 mensen om in het verkeer en dat zijn er 28 minder dan in 2020. Dat is het laagste cijfers sinds 2014, want in dat jaar vielen er vielen er 570 doden als gevolg van een verkeersongeval.
Sinds de eeuwwisseling is het aantal verkeersdoden gehalveerd, ondanks de toegenomen verkeersintensiteit en de bevolkingsgroei. In 2013 en 2014 werden de laagste cijfers gemeten, maar daarna was er weer een stijging te zien, die na 2018 weer werd omgebogen in een gestage daling.
Uit een analyse van de cijfers blijkt dat er van de 582 verkeersdoden, 207 fietsers omkwamen en 175 inzittenden van een personenauto. Daarnaast kwamen en 52 motorrijders om in het verkeer, 49 mensen op een brommer of bromscooter, 43 voetgangers en de 32 bestuurders van een scootmobiel.
Eenzijdige ongevallen
Opvallend is dat iets meer dan de helft van de verkeersdoden was toe te schrijven aan een botsing met een ander. Bij de overige ongelukken ging het om een onzijdig ongeval. Ook bij fietsers komt dat vaak voor. Het toenemende gebruik van – snellere – elektrische fietsen is daar mede de oorzaak van.
De helft van de verkeersdoden was 60 jaar of ouder. 60-plussers zijn volgens het CBS vaker betrokken bij een fietsongeval terwijl mensen jonger dan 60 eerder betrokken zijn bij een dodelijk ongeval met de auto.
In de provincies Gelderland en Zuid-Holland vielen elk 94 dodelijke verkeersslachtoffers te betreuren en zijn daarmee de provincies met de meeste verkeersdoden. In Noord-Brabant vielen voor het eerst in zeven jaar niet de meeste dodelijke verkeersslachtoffers. In de provincies Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en Overijssel nam het aantal verkeersdoden af.