Je komt ze zelden tegen in de veilingcatalogi en beginnende oldtimer liefhebbers kennen doorgaans niet eens hun namen: de talloze verloren automerken en modellen. Toch zijn dat juist de pareltjes onder de historische automobielen.
Niet om het grote geld, want dat brengen ze zelden op. Het zijn de herinneringen aan een eigen jeugd, of nog iets langer geleden, die niet alleen nostalgische gevoelens opwekken, maar zelfs een diepere belangstelling in de historie aanwakkeren. Hoe zag een Hillman Minx er ook alweer uit, waarom heette een Rover ‘poor man’s Rolls-Royce’, wat maakte een Panhard zo speciaal en hoe kon Borgward ineens failliet gaan? Of wat had Autobianchi te maken met Fiat, waarom ging Simca onderuit en redden NSU en DAF het niet en Audi juist weer wel? En ooit van een Rambler American gehoord? Hoe vaker ik aan ze terugdenk, des te meer wil ik ervan weten. Want ze reden indertijd – de jaren vijftig, zestig en zeventig – in groten getale over onze wegen, in hun pastelkleuren, modieus op bandjes met witte zijvlakken, of juist met statige koetswerken waarmee ze zich van Kevers, Eendjes en Minors onderscheidden.
Let op mijn woorden: over een paar jaar denken we met net zoveel weemoed terug aan de laatste Saabs of Lancia’s, want die verdwijnen langzamerhand ook uit het straatbeeld. Oudere alledaagse modellen van merken die nog wel bestaan verdienen overigens om dezelfde redenen meer aandacht dan ze nu soms krijgen. In tegenstelling tot de al dan niet commercieel geslaagde wedergeboorten van merken als Bugatti, MG, Spyker of Maybach komen ze niet meer terug. Ik wil daarom graag een lans breken voor het verloren mobiele erfgoed. Dergelijke auto’s verdienen meer aandacht en goede zorg, ook al zijn ze het financieel niet altijd waard te worden gerestaureerd. Maar zij verrijken wel onze mobiele historische collectie. Onbekend maakt ze zeker niet onbemind, integendeel.
Ray Uiterwaal
Voorzitter